
De reis door Tsushima…
Een kleine drie jaar later was het dan zover en mocht ik mijn eerste stappen zetten in Ghost of Tsushima. Dit was meer dan een game – het was een hevig door Akira Kurosawa-films geïnspireerd samoeraiepos dat me direct in zijn greep kreeg. Terwijl mijn handen werden gekieteld door het hoge gras, scheurde ik op m'n trouwe ros door de wijde wereld van het oude Japan. En hoewel Jin Sakai de hoofdrol speelde, was het het eiland Tsushima zelf dat de show stal met haar prachtige, kleurrijke omgevingen en de beesten die je bijstonden tijdens je vergeldingstocht.
Het avontuur ontvouwde zich alsof het origami was: niet alleen draaide het om het nemen van wraak op de moordenaar van je vader, maar ook om hoe het voelt om de dood in de ogen te staren, wat het betekent om vrij te zijn, en hoe je verlies kunt leren accepteren. Ruim een jaar verder verscheen het extra Iki Island-hoofdstuk dat een mooi staartje breide aan Jin’s verhaal, waarna het stil bleef rondom de Ghost of-serie.
…vervolgd in Hokkaido
Gelukkig is daar nu Ghost of Yōtei. Dit vervolg speelt zich meer dan 300 jaar later af, waarbij Tsushima plaatsmaakt voor Hokkaido en de berg Yōtei. Jin wordt ingeruild voor Atsu, die als kind moet aanzien hoe haar familie op brute wijze wordt uitgemoord door Lord Saitō. Wanneer ze vastgepind aan een boom met haar vaders katana voor dood wordt achtergelaten, ontwaakt er een vlammetje in haar dat haar transformeert naar onryō: een wraakzuchtige geest uit de Japanse mythologie. Haar doelwit? De Yōtei Six, geleid door deze kwaadaardige Lord Saitō.

De toon wordt gelijk stevig gezet wanneer je aan het begin van de game je eerste doelwit al aan je katana mag rijgen. Atsu blijkt een genadeloze krijger die er zeker geen doekjes om windt. Het is meteen een intro die haaks staat op die van Ghost of Tsushima, waar je de stranden bestormt om tijdens een epische veldslag korte metten te maken met de Mongolen. Wat dat betreft voelt Ghost of Yōtei een stuk persoonlijker en vooral intiemer aan. En dat is maar goed ook, want buiten het hoofdverhaal zijn grote veranderingen en vernieuwingen in Ghost of Yōtei namelijk schaars.
Meer van hetzelfde
Wat Ghost of Tsushima voor mij in 2020 naar een hoger niveau tilde, was de manier waarop je het eiland mocht verkennen. Ondanks de uitgestrekte open wereld hoefde je bijna nooit de kaart te raadplegen. Vogels en vossen wezen de weg naar verstopte geheimen, rookpluimen in de verte dienden als questmarkers, en alsof de geesten van je voorouders je bijstonden, wees de wind je de route naar je bestemming. Het was een waanzinnige manier om het prachtige eiland te ontdekken, en Yōtei doet dit alles nog eens dunnetjes over, maar dan allemaal net even beter. Hokkaido is groter en biedt meer uiteenlopende activiteiten, maar toch bekruipt je al snel het gevoel dat de game vooral meer van hetzelfde serveert. Het is een herkenbaar recept, maar nu met een extra royale portie samoeraisaus.

Op papier is hier natuurlijk weinig mis mee. Het is een formule die voor Tsushima erg succesvol bleek en waar ik destijds enorm van heb genoten. Aan de andere kant voelt het voor mij, als iemand die zichzelf vorig jaar opnieuw compleet verloor in de pc port van die game, net iets te veel als een herhalingsoefening. In plaats van vossen volg je nu vaker een wolf, Atsu maakt prachtige tekeningen in plaats van haiku's te schrijven, en Jin's fluit maakt plaats voor een soort Japanse banjo – ik noem het een Japanjo. Het is allemaal hetzelfde, maar dan anders.
Net niet genoeg
De combat is wel flink onder handen genomen, waarbij Jin’s stances hebben plaatsgemaakt voor verschillende wapens die ieder hun eigen functie hebben in de gevechten. Zo kun je de strijd bijvoorbeeld aangaan met twee katana's die handig zijn tegen vijanden met een knoeperd van een speer in hun klauwen, en kun je slechteriken met behulp van de kusarigama van een afstandje kortwieken. Tevens heb je nu de mogelijkheid om verschillende loadouts samen te stellen, zodat je voor iedere situatie een ander samoeraipakkie bij de hand hebt. Een zeer welkome toevoeging, maar het is allemaal voor mij net niet genoeg om de frisse wind te zijn die het spel nodig heeft.

Wat daar wél bij helpt is de manier waarop het verhaal verteld wordt. Wanneer je avontuur echt begint, krijg je de keuze met wie van de Yōtei Six je eerst korte metten wilt maken: de Oni of de Kitsune. Beide opties voorzien je vervolgens van een urenlange reeks missies die de personages grondig uitdiepen en haarfijn uitleggen waarom Atsu zo'n intense haat koestert voor het desbetreffende lid van de Yōtei Six. Hierdoor ontstond er tijdens mijn bijna veertig uur in Yōtei een veel sterkere band met Atsu dan ik ooit met Jin heb gehad, ook al heb ik zijn avontuur inmiddels driemaal doorgespeeld.
Wel blijft het verloop van het verhaal redelijk voor de hand liggend. Vooral wie bekend is met de films van Kurosawa of Takashi Miike zal het plot met gesloten ogen kunnen voorspellen. Naast de terugkeer van de bekende zwart-wit Kurosawa-modus, heeft die laatste regisseur ook een eigen speelmodus gekregen. Hierin wordt de hoeveelheid bloed en modder flink opgeschroefd, en verandert de sneeuw onder je voeten tijdens een gevecht moeiteloos in aardbeienijs. Lekker luguber.

Uiteindelijk kijk ik terug op mijn avonturen in Hokkaido met gemengde gevoelens. Aan de ene kant is Ghost of Yōtei een prachtige game die bijna elk aspect van de voorganger op bepaalde vlakken verbetert. Aan de andere kant ontbreekt het de game aan lef om buiten Tsushima’s schaduw te treden en zijn de creatieve keuzes die nodig zijn om een eigen identiteit te vormen ver te zoeken. De eerste reis door Tsushima was magisch, maar Yōtei is de voorspelbare tweede slag van de katana: nog steeds krachtig, maar nooit zo verrassend als de eerste.
Conclusie
Wat Ghost of Yōtei vooral duidelijk maakt, is hoe bijzonder Tsushima was. Deze opvolger biedt betere gevechten en een sterker verhaal, maar kan niet tippen aan de verwondering van het origineel. De magie van het onbekende is eraf, en wat overblijft is een zeer solide, maar veilig vervolg. Soms is de tweede keer gewoon minder speciaal, hoe goed je ook je best doet.
